De Wet Toekomst Pensioenen: dilemma’s

De Wet Toekomst Pensioenen: dilemma’s

11 maart 2024 | 5 min. leestijd

De Wet Toekomst Pensioenen (WTP) heeft een enorme impact op pensioenfondsen. Er leven dan ook behoorlijk wat vragen bij pensioenfondsen als het gaat om transitie en uitvoering van de wet. Enkele veelgehoorde ‘knagende vragen’:

  1. Willen we als pensioenfonds de nieuwe regeling zelf uitvoeren of zoeken we een alternatieve uitvoeringsvorm?
    Logischerwijs betekent de overgang naar een nieuw pensioensysteem ook een herijking van de uitvoeringsvorm. Het inregelen van een nieuwe pensioenregeling is arbeidsintensief en kostbaar. Dan kan het verstandig zijn te kiezen voor een andere uitvoeringsvorm. Denk hierbij aan uitvoering via een Pensioen Premie Instelling (PPI) of een verzekeraar, een Algemeen Pensioen Fonds (APF) of misschien zelfs een buy-out of herverzekering van de (opgebouwde) pensioenrechten. Ook een combinatie van bovenstaande vormen is mogelijk. Binnen a.s.r. zijn alle vormen aanwezig en is de kennis op deze gebieden gebundeld. De voor- en nadelen van deze verschillende opties kunnen we voor pensioenfondsen in kaart brengen, zodat een weloverwogen keuze kan worden gemaakt.
  1. Hoe zorgen we ervoor dat in het nieuwe pensioensysteem de aansturing en informatievoorziening beheersbaar blijft?
    Deelnemersadministratie en vermogensbeheer komen onder de WTP veel dichter bij elkaar te liggen. De informatie-uitwisseling tussen beide partijen zal toenemen. Maar hoe houd je dit beheersbaar? Zorg ervoor dat de uitvoering van de regeling aan de ‘voorkant’ zo eenvoudig mogelijk (gestructureerd) is, zodat er aan de ‘achterkant’ geen problemen zijn. Enkele voorbeelden om dit te realiseren:
  • Keuze periodiciteit herijking verplichtingenkasstromen;
  • Keuze periodiciteit rebalancing;
  • Beperking aantal life cycles.
  1. Kunnen we in het nieuwe systeem nog wel indexatie toekennen aan onze deelnemers?
    Een belangrijk argument voor de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel was dat pensioenfondsen zich zouden kunnen richten op het realiseren van hun veelal waardevaste uitkeringsambitie en niet geremd zouden worden door het huidige nominale toezichtskader. De meningen zijn verdeeld over de vraag of deze doelstelling behaald wordt onder de WTP, want de (nominale) RTS speelt nog steeds een belangrijke rol. Hoe kun je binnen de WTP er toch voor zorgen als pensioenfonds dat je de indexatieambitie kan waarmaken? Lees deze paper.
  1. Hoe ziet onder de WTP de inrichting van onze beleggingsportefeuille eruit?
    Er gaat veel veranderen onder de WTP. Maar hoe je het ook wendt of keert, uiteindelijk draait het financieel gezien maar om twee dingen: geld verdienen en uitkeringszekerheid bieden. Als er twee doelstellingen zijn, zijn er ook twee instrumenten nodig, aldus hoogleraar en Nobelprijswinnaar Jan Tinbergen. Met een expliciete scheiding van de beleggingsportefeuille in een beschermings- en een rendementsportefeuille:
  • sluit de inrichting beter aan bij de inrichting van het life cycle beleggen dat gestoeld is op de twee doelstellingen, waarbij jongeren meer focus hebben op geld verdienen en voor ouderen uitkeringszekerheid juist van belang is;
  • kan het pensioenfonds beide portefeuilles effectiever aansturen en optimaliseren;
  • biedt het pensioenfonds de mogelijkheid transparanter te zijn richting de deelnemers, zowel in de communicatie vooraf (Wat gaan we doen?) als achteraf (Hoe hebben we gepresteerd?);
  • kan het pensioenfonds zich beter verantwoorden over het mismatchresultaat naar de toezichthouder, want de inrichting van de beschermingsportefeuille moet afgestemd zijn op het aan de deelnemers toegezegde beschermingsrendement.
  1. Hoe ziet de optimale life cycle eruit?
    Hierop is geen algemeen toepasbaar antwoord mogelijk. Elk pensioenfonds is qua samenstelling anders; dit vereist dus maatwerk. Belangrijke inputfactoren voor het optimaliseren van een life cycle zijn onder andere:
  • Premiehoogte;
  • Doelstelling pensioenfonds;
  • Risicohouding van de verschillende leeftijdsgroepen;
  • Investment beliefs.

    Wij beschikken over de kennis, ervaring en middelen om dit voor elk pensioenfonds verder uit te werken.
  1. Wat kunnen we tot de overgang naar het nieuwe stelsel doen om ons huidige dekkingsgraadniveau te beschermen?
    Om te bepalen of je nu als pensioenfonds al iets moet aanpassen in het huidige beleggingsbeleid, moet eerst duidelijk zijn hoe de toekomst van het pensioenfonds en/of de premieregeling eruit ziet (zie ook dilemma's). Het maakt veel uit of je bijvoorbeeld kiest voor een solidaire of flexibele regeling (of volledig herverzekeren) of welke uitvoeringsvorm gekozen wordt.

    Mocht blijken dat een bepaald minimum dekkingsgraadniveau nodig is om de transitie, met voldoende draagvlak onder de deelnemers, te kunnen realiseren, dan zijn er verschillende instrumenten beschikbaar om de kans op een lagere dekkingsgraad te minimaliseren. Hierbij kunnen zowel lineaire, zoals renteswaps en aandelenfutures, als niet-lineaire instrumenten, zoals swaptions en aandelenopties, gebruikt worden om de risico’s te beheersen.

    Uiteraard verschilt per pensioenfonds hoe dit eruit kan zien. Wij hebben veel ervaring met het implementeren van dergelijke transitiestrategieën; wij kunnen pensioenfondsen goed adviseren bij de transitie en de implementatie verzorgen.

Wij helpen elk type pensioenfonds bij de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel. Wilt u meer weten? We komen graag bij u langs voor een vrijblijvend gesprek.

  • Beleggingsstrategieën