Foto-finish voor 2024
Met het einde van 2024 in zicht zijn er uiteindelijk drie pensioenfondsen in geslaagd om akkoord te krijgen van DNB (of eigenlijk: “geen verbod”) om per 1 januari 2025 in te varen. Deze fondsen verdienen zeker complimenten voor hun volharding om deze deadline vast te houden en voor al het werk dat in de voorbereiding is gestoken. Het is nog spannend geweest voor de drie invaar-voorlopers, omdat ze pas medio november goedkeuring hebben gekregen en vervolgens hun deelnemers hebben geïnformeerd over de persoonlijke consequenties van het invaren van hun pensioenen. Dat is nogal kort dag, de AFM heeft al aangegeven dat pensioenfondsen minstens één maand voor het moment van invaren hun deelnemers dienen te informeren met een persoonlijk transitieoverzicht. De AFM ziet liever dat deelnemers eerder worden geïnformeerd en het kan goed zijn dat de volgende groep invarende fondsen rekening moet houden met een langere informatietermijn.
De stilte voor de storm
Er zijn nog een aantal bedrijfstakpensioenfondsen die hebben aangegeven om per 1 juli 2025 in te gaan varen, dus helemaal stil zal het niet worden in de eerste helft van 2025. Maar de echte meetdatum of er tempo wordt gemaakt met invoering van de Wtp is de start van 2026. DNB heeft in november geïndiceerd dat het 15 invaarmeldingen heeft ontvangen en daarnaast een aantal aanvragen voor partiële invaarmeldingen. Op dit moment zijn er zo’n 60 pensioenfondsen die 1 januari 2026 als invaardatum hebben staan, zodat de transitieteams van DNB de komende maanden nog een flink aantal extra invaarplannen tegemoet kan zien.
Wat te doen tot het invaarmoment?
De transitieplannen die in het afgelopen jaar zijn gepubliceerd laten in het algemeen goed zien wat de afspraken zijn tussen de sociale partners over de opzet van de nieuwe pensioenregeling. Maar deze plannen waren minder duidelijk als het gaat om het beleid tot het moment van invaren. Ook waren deze plannen nogal vaag hoe een belangrijke doelstelling van de Wtp gaat worden bereikt, namelijk het koopkrachtbehoud van pensioenen. Lees meer hierover in dit artikel.
Intussen heeft een aantal pensioenfondsen aangegeven dat ze in aanloop naar het invaarmoment de rentehedge hebben opgehoogd, met als doel de dekkingsgraad te stabiliseren. Dat zien we ook duidelijk terug op de Europese markt voor renteswaps, waar de langlopende swaprente omlaag wordt gedrukt (onder andere) door de toename van deze rentehedges. De volgende vraag is dan wel wanneer en op welke wijze een overtollige rentehedge, die niet past in de Wtp beleggingsportefeuille, wordt afgebouwd. Dat is gezien hun omvang geen probleem voor de pensioenfondsen die begin 2025 invaren. Maar dit kan zeker een probleem vormen op het moment dat een flink aantal (grote) fondsen tegelijk de overstap naar de Wtp maakt. Een oplossing kan zijn om (een deel van) deze hedge voor het moment van invaren in te ruilen voor een optieconstructie. Lees meer over dekkingsgraadbescherming in dit artikel.
Complexiteit versus vrijheid
Bij een recente KPS bijeenkomst werd aan de deelnemers de stelling voorgelegd of de Wtp en de plannen van de sociale partners in hun huidige vorm te complex zijn. In de zaal werd de stelling onderschreven maar tegelijkertijd werd geconstateerd dat de pensioenindustrie op dit moment het meest gebaat is bij een stabilisatie van de wetgeving, lees: aub geen wijzigingen meer gedurende het proces. Ook werd de stelling besproken dat onder de De Wtp juist meer ruimte is voor flexibiliteit, bijvoorbeeld met een tijdelijke “premie holiday” voor de individuele deelnemers. Ook hier werd een afweging gemaakt tussen de mogelijke wensen van deelnemers en een toename van de complexiteit en lijken dergelijke plannen pas realistisch als de transitie volledig en soepel is uitgevoerd.
Het andere plan?
De meeste ondernemingspensioenfondsen zijn zich aan het voorbereiden op het invaren binnen de Wtp. De vraag is echter of de kosten en de complexiteit van invaren onder de nieuwe regeling opwegen tegenover de alternatieven, waaronder een buy-out van de bestaande verplichtingen. De marktomstandigheden zijn nog altijd zeer goed voor een liquidatie van een pensioenfonds en de overdracht van de verplichtingen aan een verzekeraar, de zogenaamde buy-out. Voor pensioenfondsen waar een risicopreferentieonderzoek aangeeft dat zekerheid van belang is voor de deelnemers, speelt deze overweging nog sterker. Voor een groeiend aantal fondsen is een dergelijke buy-out al gerealiseerd en ook in 2025 kan worden verwacht dat meer pensioenfondsen dit traject in zullen gaan.
----------------------------------------------------------------------------------------------------------
Geraadpleegde bronnen:
Sociale Zaken bereid meer tijd te geven voor afbouw renteafdekking na transitie | Pensioen Pro
AFM: te kort dag als deelnemer maand voor invaren nog geen informatie heeft | Pensioen Pro